Mijmering – Jan/Feb 2006

De vijf is veranderd in de zes en verder veranderd er eigenlijk niets. We staan weer aan het begin van een nieuw kanojaar. De activiteitenkalender laat weer een vol programma zien. Toch nog even terugblikken op het vorig jaar.
De Biesbosch ligt weer een tijdje achter ons. Weet je nog, oktober was een mooie maand. Alleen twee van vier weekenden waren niet mooi. Laten dat net de weekenden zijn, waarin er gekanood werd. Het eerste weekend van de maand op de Beurzerbeek (Bovenslinge). We hielden het net droog, maar de zon was in geen velden of wegen te bekennen. De dagen ervoor en erna veel zon. Het derde weekend van de maand naar de Biesbosch. Prachtig weer de week ervoor, het weekend zelf werd aangekondigd met veel regen. Maar zoals het meestal het geval is, viel dit erg mee.

Nagenoeg geen regen, maar op het moment dat we zondagmiddag uit de kano’s stappen en de spullen beginnen in te laden, krijgen we nog een enorme bui op ons hoofd. En ik had net mijn regenpak uitgetrokken. Niettemin, toch een beetje pech, vooral als je bedenkt, dat het de dagen erna ook weer prachtig weer was!

Varen en kamperen in de Biesbosch is altijd weer een belevenis. Je moet het niet in de zomermaanden doen, je mag raden waarom niet. Met de slechte weersvooruitzichten verwachtte ik een heel stille Biesbosch. Dat viel me tegen. Er waren natuurlijk wel wat vissers, maar je zag geregeld nog plezierjachtjes. Zelfs huurkano’s kwamen we tegen. En op de kampeerweide was het helemaal niet zo stil. Er was een kanogroep uit Belgi? en nog wat losse kano?rs die kampeerden, waaronder een drietal stelletjes met huurkano’s. En niet te vergeten, mijn eigen zus en zwager lagen er met hun boot aangemeerd. Die waren uiteraard op de hoogte en hadden onze komst speciaal afgewacht. Zij leven het grootste deel van het jaar op hun bootje en liggen meestal in de Biesbosch. Onze kinderen, die de hengels mee hadden genomen, vonden het geweldig, dat oom Wout er was, want die vist veel en graag. Er werd dus veel gevist de rest van die dag. Alleen was het formaat van de vissen niet van die mate, dat we een delicatesse hadden voor onze avondmaaltijd.
De andere ochtend werden nog snel nog wat voorntjes gevangen en twee ervan gingen mee naar huis. De ene is in de Berkel vrijgelaten en de andere heeft nog weken in een metselkuip bij ons thuis moeten doorbrengen, voordat hij op bevel van ons in de Vierakkerse Laak werd vrijgelaten. Een wonder dat het visje nog niet was verhongerd.

Bij het kamperen hielden we het droog en konden heerlijk rond het kampvuur zitten.
Heerlijk is het als je met zo’n kampvuur kunt klooien. Daarbij een beetje staren, een beetje zitten en wat kletsen. Drankje en wat te knabbelen erbij. Ideaal om wat te mijmeren. Bijvoorbeeld over de geschiedenis van de Biesbosch. Want de historie van de Biesbosch spreekt wel tot de verbeelding. Het meest fascinerend en tevens ook het meest afschuwelijk is misschien wel het ontstaan van de Biesbosch.

Hoe en wanneer ontstond de Biesbosch dan? In november 1421 waren er veel slagregens in Middeneuropa. Al dat water moest via de rivieren naar de zee. Wat dat betreft is er niets veranderd. Wat nu de Biesbosch is, heette toen de Grote- of Zuidhollandse Waard. Een grote polder met dijken er omheen, die in die tijd waren verzwakt door zout- en turfwinning. In de nacht van 18 op 19 november ontstond er hevig noodweer met onweer en zware stormen, die het zeewater in de al hoge riviermonden opstuwde.
De dijken braken door bij Broec en Wieldrecht en er ontstond een grote overstroming, die de geschiedenis in zou gaan als de St. Elisabethsvloed. Genoemd naar de heilige Elisabeth, die die dag haar verjaardag vierde. Ene Vossius uit die tijd beschrijft: ’72 dorpen met zoveel kerken versiert, zijn door de wateren ingeslokt en welker torens nauwelijks de andere dag te zien waren’.
Het was een afschuwelijke ramp, waarbij duizenden mensen in hun slaap werden verrast en om het leven kwamen.

Een legende verhaalt hierover, dat een kindje in een wieg met daarin een heen en weer springende kat bij Kinderdijk zou zijn aangespoeld.
Na de ramp bleef een binnenzee achter van ruim 30.000 ha. In de twee jaren daarop, braken ook nog eens de dijken bij Werkendam en nam het Merwedewater de kortste weg naar de zee en ontstond er een zoetwatergetijdendelta. Dit werd een visrijk gebied waar veel steur in voorkwam. Een vissoort, die in Nederland niet meer voorkomt. Er is ook nog een water in de Biesbosch, dat hieraan herinnert. Namelijk Het Steurgat. Dat is het water, dat vanaf de Biesbosch naar Werkendam loopt en via de sluis daar uitmondt in de Merwede.

Doordat de rivieren en de zee, zand- en kleideeltjes aanvoerden, ontstond er een verlandingsproces. Hierdoor nam de stroomsnelheid af en kregen het aangevoerde zand en slib nog meer gelegenheid te bezinken. Hierdoor begon de bodem van het gebied zich te verhogen en kwamen bij eb steeds meer stukken bodem boven water. Dit noemde men slikken en platen. Deze platen bleken zeer geschikt om bies op te telen. Deze teelt versnelde weer het verlandingsproces.
Versleten biezengorzen werden omgezet in rietland. Het neerzetten van slib en klei ging ook op deze rietlanden door, waardoor zij ook bij vloed boven water kwamen en ongeschikt werden voor de rietteelt. Deze stukken land werden toen ontwikkeld tot griendland. Hierop werd wilgenhout geteeld.
Al dit werk was zwaar in die tijd. Het land werd op het water bevochten door kades rond de griendlanden op te werpen. Die bij stormvloeden wel eens werden verwoest.
Niettemin was het een aantrekkelijk gebied voor de jagers op waterwild, vissers en bewerkers van het nieuw gewonnen land. Maar het werken in de Biesbosch maakte het bestaan wel zwaar. Aanhoudende hoge waterstanden betekenden, dat het niet mogelijk was de gebieden te bewerken, wat gemis van inkomsten betekende.

De vorming van een landschap in de Biesbosch deed een labyrint van kreken en killen ontstaan. Een kil is een waterdiepte tussen twee hoge oevers. In dit labyrint wisten op een uitzondering na alleen de werkers in de Biesbosch de weg.
Door het wegvallen van het grote getijde en de aanleg van drie waterbekkens, is daar niet zoveel van over, hoewel je er zonder kaart en kennis van het gebied nog gemakkelijk kunt verdwalen en tot ’s avonds laat rond kunt dolen. Ik heb wel eens gehoord van iemand, die pas de andere ochtend met zijn kano terug wist te keren.
De griendwerkers gingen ?s maandags de Biesbosch in en kwamen er ?s zaterdags weer uit. Dit betekende vaak zo’n drie uur roeien. Daarbij keek men naar het getijde, dat toen tussen de ??n en twee meter lag. In het staartje van de vloed werd van wal gegaan, waardoor men kon profiteren van het afgaand tij, om gemakkelijk diep de Biesbosch in de roeien. Ging men weer terug op zaterdag, dan profiteerde men van het opgaand tij om terug te varen. Er was een gezegde, dat in die tijd luidde: ‘Het is tobben tot de dood en dan zeilen’. De polder ‘De Dood’ lag ongeveer in het midden van de Biesbosch. Hiermee werd bedoeld, dat men tot vlak voor deze polder nog tegen de stroom in roeide, waarop het tij keerde en men het laatste deel op het getijde mee kon drijven. Kijk dus even op je kaart waar de polder ‘De Dood’ ligt.

Als je nu door de Biesbosch vaart, is het allemaal een stuk vrediger en als ik daar vaar of kampeer, bedenk ik me wel eens wat voor historie daar in de bodem zit en denk dan nog eens aan de verdronken dorpen met de mensen en dieren die er leefden. Ook nu leven er weer mensen en dieren, hoewel het aantal mensen, dat er werkelijk woont in aantal terugloopt, doordat landbouwgronden steeds meer aan de natuur worden teruggegeven. De verscheidenheid aan dieren neemt toe. De bekendste is de bever, die na 162 jaar afwezigheid in Nederland weer in 1988 in de Biesbosch werd uitgezet. Momenteel komt de bever weer in vier gebieden in Nederland voor en is de totale populatie uitgegroeid tot 200-250 bevers.

Laatst las ik in de krant, dat de eland ook weer richting Nederland oprukt. Men hoopte, dat de eland ooit tot in de Biesbosch zou doordringen. Nou wie weet, kunnen we vanuit onze kano’s ooit nog eens elanden spotten. De herten zijn de eland al lang voorgegaan. Toch tref je het niet gemakkelijk, dat je deze dieren ziet. E?nmaal hebben Lidy en ik twee ree?n zien weg springen.
Om dieren te kunnen zien, kun je nog het beste in de Biesbosch gaan kano?n als er sneeuw ligt. Het is mijn voornemen om ooit nog eens de Biesbosch in winterse staat te bevaren. Dat lijkt me heel bijzonder.

Tot slot de Sluitingstocht, die ik dit jaar gelukkig weer kon varen. Ik geloof niet dat ik hem ooit met zulk mooi weer heb gevaren. Het werd een ontspannen tocht waarbij we bij iedere stuw een koffiestop hielden, om even van het mooie weer en het landschap te genieten. Ondanks het grote aantal kinderen en de vele stops waren we nog redelijk vroeg terug bij het clubgebouw, waar we konden genieten van een heerlijke maaltijd van rijst met ragout, bereidt door onze kok Tom.
Een waardige afsluiting van een mooi kanojaar.