Mijmering – Mei/Jun 2006

In de vorige mijmering refereerde ik aan het nationaal park De Biesbosch. We kennen veel nationale parken in Nederland. E?n daarvan is de Oostvaarders-plassen. Een park waar staatsbosbeheer zoveel mogelijk een natuurlijke situatie probeert te cre?ren. De laatste winters is er heisa rond dit park. Die heisa gaat over het feit dat er in de winter te weinig voedsel is voor de dieren en dat een deel sterft van de honger. Het gaat hierbij om een populatie van 1550 edelherten, 880 konikpaarden en 665 heckrunderen. Staatsbosbeheer weigert bij te voeren en gejaagd door mensen wordt er natuurlijk ook niet. Nu heeft de dierenbescherming deze winter een rechtspraak aan gespannen tegen Staatsbosbeheer om zodoende door de rechter te laten afdwingen dat de dieren worden bij gevoederd. Dit wordt bijvoorbeeld op de Veluwe wel gedaan. Maar daar wordt naar hartelust gejaagd op de dieren. Daar is een populatie van zo’n 1500 edelherten, waarvan er jaarlijks ongeveer 600 worden afgeschoten, dat is dus veertig procent van de populatie. Overigens schijnt de Veluwe ook in de winter aan drie maal zoveel edelherten voldoende voedsel te kunnen bieden. In de Oostvaardersplassen sterven jaarlijks 3 op de 10 dieren. Dat is dus zo’n 30 procent. Dus daar hebben de dieren een iets grotere kans op overleven. Maar waar zou bijvoorbeeld een edelhert de voorkeur voor hebben. Aan iedere winter hongeren, met de kans er een keer aan onderdoor te gaan. Een kans die toeneemt naarmate hij ouder wordt. Of het hele jaar door lekker voldoende te eten hebben maar ieder najaar en iedere winter opgejaagd te worden door knallende jagers. Zij zullen deze vraag wel nooit beantwoorden. Dus stel ik hem maar aan mijzelf. Waar zou ik de voorkeur aan hebben. Creperen van de honger of een redelijke kans te worden doodgeschoten. Het leven op de Veluwe lijkt me in ieder geval een stuk spannender. Mensen zijn gevaar, dus dat is spanning. En als die knallende jagers door het bos marcheren stroomt de adrenaline door je lijf, wat best lekker is.
Dan is het in Oostvaardersplassen maar een saaie boel. Daar zie je haast geen gevaarlijke mensen, althans, ze komen niet in je buurt. Roofdieren zijn er ook niet, dus je hoeft nooit eens lekker op de loop. Voor de mannetjes alleen adrenaline in het voorjaar.

Maar de rechter heeft gewikt en gewogen en Staatsbosbeheer heeft het pleit gewonnen. Ik kan daar wel achter staan. De wens van de dierenbescherming vind ik een tikkeltje vreemd. Ze ruilen de ene vorm van dierenleed in tegen de andere vorm van dierenleed. Bijvoeren betekent dat de populatie alleen maar toeneemt en er dus gejaagd zal moeten worden. Wat voor de dieren erger is weten we dus niet.
In ieder geval is de selectie nu veel natuurlijker en ontstaat er een heel gezonde populatie. Natuurlijker is het om wolven en poema’s in het gebied uit te zetten, maar als die populatie te groot wordt verlaten ze het park met alle bezwaren van dien.
In plaats van roofdieren wordt in de Oostvaardersplassen het predatormodel gehanteerd. Dit wil zeggen dat verzwakte dieren die zich van de kudde afscheiden, worden gedood door medewerkers van Staatsbosbeheer.

Mens en echte natuur gaan niet meer samen. Ja, we vinden natuur zo leuk, maar we moeten er geen last van hebben. De (Nederlandse) mens wil dat niet meer. We willen geen vossen in onze achtertuin, laat staan grotere roofdieren. Nu kunnen we in Nederland al niet tegen een behoorlijke populatie vossen. Want die eten onze hobby kippen op en bij de gemiddelde Nederlander moet je niet aan zijn hobby komen. Maar ja, dat weten die vossen weer niet.
In Amerika hebben ze dat met poema’s. In Rusland met beren. Het blijft dus schipperen. Er zijn mensen die zeggen dat we de natuur ook meer moeten exploiteren. Dan bedoelen ze niet alleen de recreatie, maar ook het vlees van de dieren die worden geschoten. Zij vinden het zonde dat er in de Oostvaardersplassen zoveel dieren ‘nutteloos’ weg teren. Zij zouden deze dieren liever in goed gevoede staat afschieten en het vlees voor consumptie gebruiken. Daar valt wat voor te zeggen. Zij zouden het liefst zien dat de populaties in de parken zo groot mogelijk zijn, zodat er ook veel dieren geschoten kunnen worden. Dus er gewoon geld mee verdienen als voedselbron. Daar zijn mijns inziens geen ethische bezwaren tegen in te brengen. Lang geleden deed de mens toch hetzelfde? En wat is feitelijk het verschil met alle dieren in onze bio industrie die in de slachthuizen sterven? Die herten, paarden en zwijnen hebben in ieder geval een beter en meestal langer leven gehad. Bijkomend voordeel is dat we in tijden van hongersnood, ja dat kan ook in Nederland, een voorraadje dieren achter de hand hebben.

En heb ik nog in de kano gezeten? Jawel, na het zwembad heb ik tweemaal het buitenwater mogen voelen. Nog lekker fris maar met de juiste outfit geen enkel probleem. De eerste was de Goorbach. Lekker mijmeren in de zon was er niet bij. In de eerste plaats was de zon niet en er verder vergde het water de uiterste concentratie anders zat ik zo in de takken of op een zandbank vast. Bovendien meanderde het eerste stuk heel erg. Maar de ijsvogel heb ik gezien! Pas tijd voor enige bezinnig had ik toen we om 19.00 uur op de plaats van bestemming waren aangekomen. Maar de temperatuur en mijn klamme kleren verlangde van mij dat ik me toch enigszins bleef bewegen. Tijd had ik genoeg terwijl ik in mijn eentje op de kano’s paste, want het duurde even voor dat de anderen bij me kwamen met de auto’s. Dat even duren kwam doordat van de auto van Yvonne en Leo een ruitje was ingetikt. Dat heb ik in al die jaren dat ik tochten met Njord vaar, nog niet eerder meegemaakt.
Inmiddels was het al helemaal donker, maar daar ben ik gelukkig niet bang voor. Deze tocht was een kleine ontbering, mede omdat we niet onze voedsel en vocht voorraad op de lange duur van deze tocht hadden afgestemd. Daarom verdienen de twee jongen jongens in ons gezelschap, Tobias en Bart, een groot compliment dat ze de tocht hebben kunnen volbrengen.

Het andere water dat ik heb bevochten was dat van de vistrappen op de Boven Slinge. Ook hier was weer concentratie gevraagd bij het spelevaren in de stroomversnellingen. De stroming was best sterk en als je verkeert kwam te liggen voor de keien, was het extra oppassen geblazen. Tegen enkele trapjes was goed op te varen. Ook kon je je boot lekker stil laten liggen op de rol onderaan de stroomversnelling. Een heel mooi verschijnsel om mee te maken. Vlak voor je komt het water met een rot vaart door een vernauwing van het vistrapje naar beneden gestroomd en jij ligt rustig stil met je boot terwijl het water achter je weer van het volgende trapje af dendert. Als je een stroompje kiest dat niet al te krachtig is, kun je gewoon de punt van je kano in het watervalletje steken en blijf je nog rustig liggen. Overigens moet je er dan niet dwars voor komen te liggen. Dat overkwam me vorig jaar op de Erft en toen lag ik onderste boven voor dat ik er erg in had. Dat was dus uitstappen en daar hebben wij kano?rs een hekel aan. Vooral als je na zo’n roemloze ondergang ook nog eens in een omhoog stekende punt van een glasscherf stapt.